Wilfried de Jong in SPORTWEEK 2000
“Attila Ladinsky was één van die Feyenoordspitsen uit de paniektijd van net na Ove Kindvall. Daar was ik gek van, van die gozer. Zo’n rare Hongaar met van dat halflange pikzwarte haar, die volgens mij meer lazarus dan nuchter op ‘t veld stond. Ik geloof, dat ’ie nog leeft, maar voor mijn gevoel is ’ie een keer in een gele Maserati ergens in het zuiden van België verongelukt; op weg naar een meid in Parijs tegen een boom geknald. Ik heb gehoord - best kept secret bij Feyenoord – dat ’ie nogal groot geschapen was. Op dat gebied was ’ie dus absoluut een topscorer. Hij lag eens in het Dijkzigt Ziekenhuis. Nou, de verpleegsters sloegen de lakens open en gingen tegen de vlakte, konden meteen aan de beademing. Die Ladinsky had net zo goed bordeelhouder kunnen zijn of muzikant in de band van Django Reinhardt.”
“Laat mijn zoon Sonny later maar lekker gaan boksen. Anneloek zei pas, dat ’ie een beetje een boksersneus heeft. En verdomd, die is een beetje plat. Dus laat ’m dan ook maar meteen bokser worden; mooie, pure sport. Ik ben dan wel zo’n vader, die z’n zoon met een rood aangelopen hoofd naar de overwinning schreeuwt. Nee! Ik word z’n trainer. Tussen twee rondes in met de handdoek wapperen in de hoek van de ring en z’n broeksband naar voren trekken om ‘m even lekker te laten ademen. En dan een scheut koud water tegen z’n zak, zodat ’ie weer helemaal bij de les is. Haha.”
Lees het hele artikel